Over de Scholekster
Herkenning
Scholeksters zijn stevig gebouwde, zwart-witte steltlopers die vaak aan de kust, maar ook algemeen in het binnenland worden aangetroffen. Ze zijn onmiskenbaar. Zwart-witte stevige steltloper met lange oranjerode snavel en roze poten. In vlucht met opvallende witte vleugelstrepen en zwart-witte staart. Luidruchtig, roept schel “(te-)piet!”.
Leefgebied
Natuurgebieden, boerenland en bebouwing; ontbreekt alleen in bosrijke streken en kleinschalig cultuurlandschap. De verreweg hoogste dichtheden huizen in het westen en noorden van het land, vooral op kwelders maar meer regionaal ook in open polders met een afwisseling van gras- en bouwland. In het binnenland broedende scholeksters zijn doorgaans afwezig in het winterhalfjaar. Dan vooral in Waddengebied en Delta in grote groepen, op wadplaten.
Leefwijze
Broeden
Territoriaal. Opvallende baltsvlucht met langzame vleugelslagen. Nest is niet meer dan een kuiltje in de grond, spaarzaam bekleed met wat schelpjes, steentjes of stro. Broedt ook op grinddaken en op paaltjes. Broedt van half april tot eind juni. Eén broedsel per jaar, 3-4 eieren. Broedduur 24-27 dagen, jongen zijn nestvlieders, vliegvlug na 32-35 dagen. Jongen worden lang gevoerd door ouders.
Vogeltrek
Scholeksters overwinteren in het Wadden- en Deltagebied, of trekken weg naar Zuidwest-Europa (jonge vogels). Scandinavische vogels nog verder, naar Afrika. Onder de overwinteraars in Nederland vallen veel slachtoffers bij lang aanhoudende strenge vorst. Dan kan ook massale vorsttrek optreden. In februari-maart worden de broedplaatsen in het binnenland weer bezet.
Voedsel
Kustbroedvogels en overwinterende scholeksters vooral schelpdieren (nonnetjes, mossels, kokkels) maar ook wormen (zeepieren), krabben en garnalen. Op graslanden vooral regenwormen; ook emelten, insecten e.d. Zoekt voedsel op tast en op het oog. Gebruikt diverse technieken om schelpdieren open te krijgen; kan verschillen per individu, locatie, leeftijd en geslacht.
Meer weten
De Wet natuurbescherming biedt gedurende het broedseizoen in heel Nederland bescherming aan de nesten van de scholekster, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te laten zijn. De Waddenzee en een aantal andere natuurgebieden die door de scholekster worden gebruikt als foerageergebied of slaapplaats zijn aangewezen en beschermd als Natura 2000-gebied op grond van hoofdstuk 2 van de Wet natuurbescherming, maar niet hun voornaamste broedgebieden. Een deel van de broedgebieden wordt beschermd op provinciaal niveau via de ruimtelijke ordeningswetgeving en/of via regelingen voor agrarisch natuurbeheer.
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
Onze nieuwsbrief verschijnt 4x per jaar